Het stramien in mijn begindagen was duidelijk: één week je tournees voorbereiden op het bureau en vervolgens drie weken de baan op. Die voorbereiding hield in dat we in detail opschreven waar we gingen eten en slapen, welke zaken we gingen bezoeken en het aantal kilometers dat we per dag gingen rijden. We maakten ook de reservaties per telefoon en kregen een cash voorschot voor onze kosten. In Belgische franken en in guldens. Al kregen we vrij snel een kredietkaart.
Voor elke provincie hadden we fichebakken, ongeveer een schoendoos groot. Die moest leeg zijn op het einde van het jaar. Elke fiche leidde tot een bezoek of een etentje. Al die bevindingen schreven we neer in dossiers – met de hand uiteraard. Na je tournee kwam je terug met een grote stapel dossiers, omwikkeld met touw, van zowat een meter hoog. Een assistente en de baas lazen alles nog eens grondig na. Het gebeurde dus regelmatig dat je op het matje geroepen werd voor de ene of de andere beslissing.
We vertrokken op maandag om 7 uur 30 en kwamen vrijdagavond terug. En dat was alleen maar werken. Eten, bezoeken, schrijven en reizen. Je had weinig contact, er was nog helemaal geen sprake van sociale media en zelfs telefoneren was soms moeilijk. GPS? Daar was geen sprake van. We vertrouwden op onze geweldige Michelin wegenkaarten. Het gebeurde wel eens dat je even in rondjes bleef draaien als je een zaak diep in de Ardennen niet kon vinden.
In mijn ogen was de job van inspecteur vroeger moeilijker omdat je faciliteiten als internet en een goede auto niet had. Het werkvolume was veel te groot, de administratie super zwaar. Vandaag hebben we een platform waarmee inspecteurs van over heel de wereld werken. Maar de reistijden zijn langer omdat restaurants meer verspreid en minder vaak open zijn. Je staat langer vast op de snelwegen rond Utrecht en Antwerpen. Een goede work-lifebalance vinden is moeilijker omdat jonge mensen andere verwachtingen hebben dan vroeger. De maatschappij is veranderd. Je moet vandaag ook meer gefocust zijn. Kreeg je vroeger twintig ingrediënten geserveerd in een restaurant, dan zijn dat er vandaag minstens drie keer zoveel. Het is altijd maar bijleren, je vindt altijd wat nieuws. Ook wat wijnen betreft. Ach, elke periode heeft zijn uitdagingen.
Nog even terug naar eind jaren tachtig. Aangezien de communicatiemiddelen toen eerder schaars waren, moesten we twee keer per week, ’s ochtends om acht uur, aan het postbureau staan van de gemeente waar we overnachtten. Voor het geval er een dringend bericht was of iemand van Parijs een dagje wou meelopen. Al had mijn eerste baas een andere manier om mij op te sporen.
Ik herinner mij mijn eerste tournee. ’s Ochtends ging ik Château du Mylord bezoeken, in Ellezelles. De patron vertelde me dat hij telefoon had gekregen van mijn baas en dat ik zo snel mogelijk moest terugbellen. Ik durfde toen nog niet te vragen of ik vanuit het restaurant mocht bellen, dus trok ik met knikkende knieën naar een telefooncel. Wat wou hij toch? Ik kreeg te horen dat ik mijn lunch moest annuleren en dat hij me op de middag verwachtte in La Belle Maraîchère in Brussel. Wat bleek? Hij vond het gewoon leuk om af en toe op vrijdagmiddag met heel de ploeg te gaan eten. Was ik opgelucht!
Volgende week: een ster op elke straathoek